Woensdag 00:30 uur. Ik was even wat informatie aan het opzoeken over het land waar vele mensen hier vandaan komen, Afghanistan. Ik las over de jarenlange oorlog, over alle verschillende partijen, conflicten… totdat ik stuitte op filmpjes en foto’s van Moria. Het kamp stond in brand. Branden in Moria was niet iets nieuws, maar dit was anders. Dit was een heel grote brand. Een verwoestende brand.
Vorige week woensdag is het moment gekomen, waar elke NGO al jaren voor heeft gewaarschuwd. Mensen gedwongen om te leven in een extreem onveilig, onhygiënisch en ongeschikt kamp zijn onbeschrijflijk hard getroffen. Mensen die al alle mogelijk bestaande ellende in deze wereld hebben moeten doorstaan, alles achter hebben moeten laten, op zoek naar een plek van vrede en veiligheid, Europa.
Een paar dagen voor de brand werd de eerste Covid-19 positieve inwoner bevestigd, al snel volgden er mee. Als oplossing werden 13000 mensen opgesloten. Een extreem overbevolkt kamp waarin iedereen jong en oud geen enkele kans kreeg om aan het virus te ontsnappen. En nu is er helemaal niets meer van over. 13000 mensen, kinderen waaronder heel veel baby’s staan op straat.
Woensdag 03:00. De andere 2 vrijwilligers van CRR met wie ik samen in hetzelfde complex woon, hadden hetzelfde gezien. Wij besloten naar buiten te gaan en de werkelijkheid onder ogen te zien. Duizenden mensen waren opnieuw op de vlucht – nu richting de hoofdstad van Lesbos Mytilini. Wij zagen ouderen, jongeren, baby’s en mensen in rolstoelen met alles wat zij nog hadden. Velen hadden helemaal niets meer… Wat is nou de beste plek op straat voor je 3 kleine kindjes? Wij zien groepen bestaande uit families met jonge kinderen. Aan de andere kant van de straat in een leegstaand pand van Honda slapen families en onder het pand liggen er nog veel meer mensen. Wij besluiten alles wat wij kunnen vinden aan water en eten weg te geven aan hen. Zij zijn dankbaar. Zij vertellen over het vuur, laten verschrikkelijke filmpjes zien, een jongen laat zijn ticket naar Athene zien (moest nog 14 dagen in quarantaine in kamp voordat hij weg mag). Hij had 2 honden, maar een is hij kwijt.
Woensdag 08:00. Supermarkt Lidl gaat open. Wij besluiten samen met een Duitse vrijwilliger naar de Lidl te gaan. Wij slaan pakken water en eten in. Wij delen het uit. Eerst stukje voor stukje rijdend. Later gaan wij terug en doen we het opnieuw. Nu delen we uit vanuit de van. Dit zorgt voor dankbaarheid, maar ook het dubbele gevoel ‘kon ik iedereen maar alles geven wat zij nodig hebben.’
Een groep unaccompanied minors komt bij ons huis zitten. Ik haal eten en drinken bij de winkel en geef het aan hen. Zij zijn erg dankbaar. Zij geven aan dat zij geen idee hebben wat zij nu kunnen doen. Een van de jongens zegt dat zijn leven zijn tasje en zijn telefoon is. 2 jongens zijn hun telefoon verloren. Zij zijn al hun contacten kwijt. De jongens rusten even uit, maar moeten vervolgens, als de locals de jongens opmerken, weg.
De volgende dag horen wij dat bijna alle minors in een hotel op het vasteland zitten. Zij zijn dezelfde avond nog naar het vasteland gevlogen. Het gaat goed met hen.
Woensdag 12:00. Wij worden teruggeroepen door Eurorelief. Wij lopen richting het epicentrum van de ellende, de parkeerplaats van de Lidl en praten daar met mensen. Eerst zien wij een vrouw buiten bewustzijn op straat liggen. Een klein, lief jongetje, haar zoon staat erbij. Ik begin om voor wat afleiding te zorgen en met het jongetje te spelen, terwijl anderen zich om de vrouw (die zij kennen uit de sectie) bekommeren.
Vervolgens praat ik met een Afghaans meisje uit een gezin. Zij vertelt ons dat zij eten, drinken, luiers, zeep, tandpasta nodig hebben. Het vuur heeft alles verbrand. Ondertussen laten mensen mij hun papieren zien met daarin medische gegevens. Zij hebben medicatie nodig, diagnose: psychische en suïcidale klachten of zoals iemand het beschrijft als ‘een probleem met zenuwen van de hersenen’. Kon ik maar iets doen.
Ik praat met een aardige, goed Engelssprekende Afghaanse jongen en zijn ouders. Hij vertelt dat zij al 1 jaar en 6 maanden in Moria woonden. Hun structure in zone 12 is volledig verwoest, maar hij is dankbaar. ‘Wij hebben elkaar en zijn gezond’. Ik ben onder de indruk van hun veerkracht. Naast eten en drinken, zijn zij maar op zoek naar een ding: ‘a better place to live.’
Ik praat met een ander gezin met een baby van 2 maanden. Zij spreken allemaal geen Engels, maar kijken mij lief aan. De moeder van het gezin begint te bellen. Zij geeft mij de telefoon en ik krijg blijkbaar een familielid aan de telefoon die in het ziekenhuis zit. Zij kreeg vannacht last van ernstige ademhalingsproblemen door de inademing van rook en de combinatie met haar astma. Het gaat gelukkig iets beter met haar. Zij is ook al onderweg terug naar de Lidl. Ik geef haar bemoedigende woorden en vertel haar dat eten onderweg is. Zij stopt niet met het uiten van haar dankbaarheid aan mij. Zij is heel blij met alles wat wij voor hen doen.
Een jongen spreekt mij aan. Hij zit samen in een groepje andere jongens (onder 18 en zonder ouders). De ogen van de jongen zijn door en door rood en hij huilt. ‘ik heb alleen maar pijn, geen huis, geen eten, geen drinken, helemaal niets meer. ‘Wat kan ik doen?’
En ja, wat kan hij doen?
Ik val stil en weet geen enkel woord uit te brengen. Uiteindelijk probeer ik hem nog te bemoedigen en zeg ik dat wij alles zullen doen (wat wij kunnen) om hen te helpen. Later krijgen we te horen dat UN opzoek is naar alle minors om hen naar het vasteland te brengen. Voor nu worden zij op een specifieke plek bij de Lidl bij elkaar gehouden. De jongen zit erbij.
Vervolgens wordt er geroepen om medische hulp. Ik ben natuurlijk een medische student, maar ik word zenuwachtig of ik wel iets kan betekenen. De Italiaanse vrijwilliger vraagt mij om hem te volgen. Er is niemand van een medische organisatie aanwezig dus ik ga er naar kijken. Ik zie een jongen met heel veel pijn, mega verdikkingen op zijn arm en veel last van zijn schouder. Hij vertelt dat hij van een dak is gesprongen om te ontsnappen aan de vlammen. Deze arm moet op meerdere plekken gebroken zijn, maar hoe kan ik een arts bereiken? De vrijwilliger vertelt dat ik naar een andere kamp Kara Tepe moet lopen om daar naar een arts te vragen. Dat is wat ik doe.
De arts bevestigt mijn diagnose, maar hier gaat hij geen ambulance voor laten komen. Ik begrijp het. De ook medische harde werkelijkheid in een ramp ervaar ik nu in werkelijkheid. Levensbedreigende situaties gaan voor, ondanks dat deze man ontzettend veel pijn heeft. Iemand zal hem naar het ziekenhuis moeten rijden. Ik bel Eurorelief en niemand kan rijden. Daarnaast moeten wij direct terug, want er staat een andere taak op ons te wachten. De Italiaanse vrijwilliger belooft mij dat hij er alles aan gaat doen om iets te regelen. Ik hoop het beste.
Wij worden in de community center van de Amerikaanse vrijwilligers vriendelijk ontvangen. Overal liggen vrijwilligers kapot en vermoeid op de grond. Wij krijgen eten en bellen met familie. Daarna moet iedereen terug naar huis en mag niemand zijn of haar plek verlaten. Er zijn bedreigingen en aanvallen geweest door fascisten en lokale mensen op vrijwilligers…
’s Avonds weet ik het allemaal even niet meer.
Stichting Christian Refugee Relief
NL74 RABO 0306 6331 83
o.v.v. Noodhulp Moria
Comments